Over Yin, Yang, Qi en Yi Jing

Voor een goed begrip van de acupunctuur is kennis van de filosofie achter deze oude Chinese geneeswijze onontbeerlijk. Deze filosofie geeft een andere visie op het begrip ziekte doordat het menselijke lichaam met totaal andere ogen wordt bezien dan in het Westen gebruikelijk is. Ziekte is in die zienswijze in principe niets anders dan een verstoring van het evenwicht in het lichaam. Dit evenwichtsprincipe is in de filosofie van de acupuncturisten geldig in de hele cosmos.

Dao baart een
Een baart twee
Twee baart drie
Drie baart tienduizend dingen
(uit ‘Dao de Jing” van Lao Zi)

Het grondbeginsel van de traditionele Chinese levensopvatting is het begrip ‘Dao’ (Tau). De betekenis van ‘Dao’ in woorden te vatten is een schier onmogelijke taak, waarover vele grote denkers en wijze mensen het hoofd hebben gebroken.

Zelfs de grote wijze Lao Zi, die heeft getracht inhoud te geven aan het alomvattende begrip Dao, geeft aan dat Dao dat genoemd wordt, niet het eeuwige Dao is, dat de naam Dao niet de eeuwige naam kan zijn. De naam Dao roept haar tegengestelde al op en daarmee een dualiteit, die Dao nooit geweest is en zal kunnen zijn, omdat zij het stoffelijke kennen van twee-eenheid te boven gaat.

De traditionele Joodse mystiek komt na aan het wezen van Dao, waar zij stelt dat geen afbeelding, weergave, woorden voor het begrip ‘God’ gegeven zullen worden, omdat God niet in sterfelijke begrippen te vatten is. Deze constatering is evenwel op zichzelf al een vastleggen van God of Dao, en schiet als zodanig derhalve tekort.

Het is evenzeer onjuist te stellen dat Dao ongrijpbaar en volkomen onbekend voor de mens is. Met nadruk wijzen de traditionele geleerden er op, dat Dao, hoewel niet in woorden en gedachten weer te geven, wel degelijk doorleefd en doorvoeld kan worden. Zij wijzen op het licht van de duisternis, het geluid van de stilte, het leven van de dood. Uit Dao is alles ontsprongen, de eeuwigheid, het alles, de ene. Dit is het weinige dat misschien concreet van Dao gezegd mag worden. Een constatering van een gevolg. Een voor een enkeling nog net omvatbare gewaarwording, die evenwel in ons dagelijks leven in vele gevallen als de gewoonste zaak van de wereld wordt beschouwd en aanvaard.

De traditionele Chinese filosofie onderkent verder het bestaan van twee polariteiten, voortkomend uit het ene ongedeelde, namelijk het yin en het yang. De oude Chinese wijsgeren ontdekten dat alle stoffelijke zaken hun antipool hadden in vorm en verschijning, en dat deze verschijnsvormen niet los van elkaar konden bestaan, maar als complementair antagonistische componenten van het totaal gezamenlijk moesten verschijnen.

Zo bestaat de dag alleen bij de gratie van de nacht en vormt daarmee een cyclus, waarbinnen actieve en passieve existentie van de levende wezens zich afspelen, waarin rust en activiteit zich afwisselen, opbloei, rijpheid, afname, verval en innerlijke terugkeer elkaar langzaam opvolgen. Het yang in de dagcyclus is op z’n top rond 12 uur’s middags. De Chinezen ontdekten gelijke polariteitsmanifestaties in de cyclus van het jaar, beschavingen, het verloop van de dierenriem, de sterren beelden aan de hemel, de klimaten en culturen, de ontwikkeling in evolutie van de diersoorten, het ontstaan van de werelden, de scheiding tussen aarde en hemel, vasteland en zee, de getijden en de invloeden van de stand van de maart.

Een hoogst belangrijke ontdekking was ook dat beide polariteiten, yin en yang, zich nooit en nergens absoluut manifesteren, maar dat altijd op het toppunt van het yin, het yang ontstaat en op het toppunt van het yang het yin begint op te komen; met andere woorden, dat het yang het yin creeert en het yin het yang doet ontstaan, Zo kan een verschijnsel in de wereld der materie nooit helemaal yin of totaal yang zijn, maar draagt de kiem van de tegenpool altijd in zich; verdere ontwikkeling van aard van het verschijnsel roept automatisch zijn tegenhanger op. Dus in de ontwikkeling van de nacht na het middernachtelijk uur zit in feite reeds de ochtend alhoewel het nog lang donker en koud blijft. Het resultaat van het nachtelijk evolueren is de ochtend, het licht, de warmte van de zon. Hetzelfde kan gezegd worden voor zomer en winter.

Natuurlijk is een en ander niet in alle verschijnselen in gelijke mate duidelijk.

Natuurlijk zal een man door zijn groei niet biologisch tot vrouw evolueren en de vrouw zal in haar biologische aard vrouw blijven. Toch ziet men ook bij man en vrouw een soortgelijke cyclus optreden.

Iedere man die zijn ware mannelijke aard grondig en oprecht onderzoekt zal op een gegeven moment tot de ontdekking komen dat in het diepste van zijn ziel een stukje vrouw ingebouwd is en dat de mannelijke aard van zijn wezen slechts dominant is door zijn biologische existentie als man.

Hetzelfde geldt uiteraard voor de vrouw.

Een andere vingerwijzing naar de ontwikkeling van het mannelijke in de vrouw en dat van het vrouwelijke in de man treft men aan tijdens de verdere groeifasen van man en vrouw tijdens en na de respectievelijke andro- en menopauze. Bij de man zien we de uitgesproken kanten van het ‘mannelijke’ gedrag langzaam afnemen.

Zijn gedrag wordt minder expansief, extrovert, en de man wordt vaak als ‘liever’, vriendelijker, en minder overheersend ervaren. Ook de vrouw ondergaat tijdens en na de menopauze veelal grote veranderingen.

De wisseling in haar hormoonbalans wordt minder frequent en is niet langer ‘maangebonden’. De stem van vele vrouwen wijzigt zich iets en ook ziet men vaak haargroei op bovenlip en kin ontstaan. Men mag – naar mijn mening – gerust stellen dat de man wat meer van zijn vrouwelijke aard en de vrouw haar mannelijke aard naar boven laat komen.

Tevens ervaren we in onze cultuur dat grote groepen mensen op zoek zijn naar nieuwe vormgeving aan het man- en vrouwzijn, meer gebaseerd op de innerlijke constellatie van het wezen dat de mens is. Zolang dit streven gericht is op het tot ontplooiing brengen van de individuele structuur van de ware mens, moet het worden toegejuicht en gestimuleerd.

De Chinezen ontwikkelden een symbool’ voor het yin en yang en hun onderlinge samenhang en verbondenheid. Het yin is een van bovenuit beginnende, neergaande beweging, die haar grootste ontwikkeling onderaan heeft en – energetisch gezien in het menselijke lichaam zich vooral rechts onder in het lichaam manifesteert.

vector-ying-yang-symbol_GyPyvmLOHet yang begint onder te groeien om het toppunt boven te ontwikkelen hetgeen zich – energetisch gezien – in het menselijke lichaam links boven en aan de oppervlakte van het lichaam het sterkst manifesteert.

Uit het voorgaande moge al blijken dat geen enkele ziekte volkomen yin of yang is. Iedere manifestatie is een synthese van yin en yang-aspecten, waarbij nu eens die van yin, dan weer die van yang duidelijker op de voorgrond treden. Ieder individu heeft zijn eigen yin-yang balans, afhankelijk van erfelijke factoren en conditie.

Ziekte is een verstoring van de yin-yang balans en herstel van dit laatste is voorwaarde om tot ware genezing te geraken.

De ontdekking met wellicht de meest vèrstrekkende gevolgen, door de wijzen in het klassieke China gedaan, is de wetmatlgheid, dus het permanent optreden van veranderingen, geweest. Ik meen te moeten stellen, dat het hele cultuur- en denkpatroon van de vroegere Chinese beschavingen op deze onderkenning geënt is geweest. De observerende studies van de filosofen leerden hun dat alles onderhevig is aan veranderingen, dat niets in een absoluut stadium verkeert en dat yin en yang in alle waarneembare en niet waarneembare levensaspecten permanent groeien en afnemen. Men concludeerde dat, om leven mogelijk te maken, de factoren yin en yang niet voldoende waren, en dat er een derde factor aanwezig moest zijn. Vandaar de woorden van Lao Zi: ‘Twee baart drie, drie baart de tienduizend dingen’.

Welke is deze derde factor, die de dingen creëert, die het inerte leven activeert, groei en afname induceert en de uiteindelijke vorm en manifestatie van alles wat is tot stand brengt? Het gaat om een factor tussen beide polariteiten yin en yang, een kracht die beide zullen des levens verbindt en zo de beweging,  de verandering naar beide polaritelten op gang brengt en in stand houdt.

Deze, zich tussen yin en yang bewegende energiestroom noemden de Chinzen ‘qi’, vaak vertaald als energie.

Ook de christelijke cultuur kent deze qi, namelijk in God’s samenbrengen van stof der aarde (yin) en zijn adem (yang), waardoor het leven werd geschapen.

De Yi Jing – Het Boek der Veranderingen – is vooral bekend geworden als orakelboek, maar zij bevat de totale grondslag van een diepgaande filosofische levenswijsheid en van een duizenden jaren doorleefd cultuur- en leefpatroon. Vele andere studies, zoals de Nei Jing Su Wen Huangdi, de Neij Jing Ling Qiude Shang Han Lin, de Nan Jing, etc. zijn het direkte of indirekte gevolg van het bestaan van Yi Jing als levenswijsheid en mogelijk ook als boekwerk.

De Yi Jing geeft yang aan als drie lijnen:

_____
_____
_____

Het yin wordt voorgesteld als drie onderbroken lijnen :

___  ___
___  ___
___  ___

Drie lijnen geven de hemel als totale entiteit aan en de drie onderbroken lijnen betreffen de aarde, het volle yin. Het universum opgebouwd uit hemel en aarde, wordt dan als volgt weergegeven:

_______
_______
_______
___  ___
___  ___
___  ___

In de structurele opbouw van het universum is de hemel boven en de aarde onder.
Deze localisatie betreft de polariteitsaard van yin en yang in de nog niet tot leven gekomen structuren. Door de manifestaties van qi, de levensenergie, ontstaat de permanente uitwisseling van yin en yang en viceversa. De hierdoor optredende veranderingen in de wezenlijke manifestatie van yin en yang in het leven vindt haar uitdrukking in de omkering van het trigram van het universum :

___  ___
___  ___
___  ___
_______
_______
_______

De leer der veranderingen gaat uit van de Ba Gua, een opbouw van 8 basistekens, volgens de ontwikkeling van yin naar yang en viceversa. Deze 8 basistekens kunnen in verschillende combinaties met elkaar voorkomen en zij vormen zo het totaal van de veranderingsfasen die het leven op elke schaal kenmerken. Vele van deze veranderingen zijn gemakkelijk aantoonbaar. Tijd- en ruimtefactoren spelen hierbij een rol. Hoe korter de tijdseenheid waarbinnen de verandering zich afspeelt, hoe begrensder het ruimtelijk aspect  is, des te opvallender is de constante verandering waar te nemen. De ritmes van dag en nacht en de zich daartussen afspelende, meer specifieke perioden zoals ochtend, namiddag, schemering, etc. zijn bijvoorbeeld duidelijk aan te tonen. Het zal velen opgevallen zijn dat de activiteiten van de meeste mensen’s ochtends anders gericht zijn dan ’s avonds en dat het zingen der vogels bij het ochtendgloren een andere klank en intentie heeft dan het verstillende gezang in de avonduren na een mooie zomerdag.

Dezelfde soort veranderingen ziet men optreden in de levensfasen van de mens, in de verschillen in lente, zomer, herfst en winter onderling als seizoen en die in de verschillende zomers, winters etc. ten opzichte van elkaar. Dezelfde veranderingen zijn aan te tonen bij de opkomst, bloei en verval van de verschillende beschavingen, Elke manifestatie van leven – de oude Chinezen constateerden dit al – verloopt via kosmisch wetmatige fasen van geboren worden, groei, bloei, verval en ineenstorting, van klein yang naar helder yang, groot yang, klein yin, groot yin, einde van yin, om aldus opnieuw geboorte te geven aan een nieuwe fase van ontstaan en groei.

Een oude wijsheid stelt: ‘Het geven van leven is een beetje sterven, sterven is het geven van nieuw leven’.

In dit licht is veel geschreven over de opkomst, het verval van grote rijken zoals dat van de oude Chinezen, de Egyptenaren, de Romeinen, Inca’s en nog vele anderen.

Vele hypotheses zijn opgesteld aangaande het hoe en waarom. Bestudering van de leer der veranderingen, zoals neergelegd in de Yi Jing zou veel interessante en nieuwe invalshoeken kunnen aangeven, zeker ook met betrekking tot de loop van onze eigen beschaving.

De oude Chinezen namen de veranderingen al waar, leefden ernaar en plantten de wetmatigheden als het ware in in hun genenpatroon. Wellicht dat hieruit ontstaan is het leefpatroon van de Oosterling, dat zo vaak door de Westerling wordt omschreven als fatalistisch en inactief. Maar dit leefpatroon houdt in feite in: een zich mee laten voeren op de stroom der niet te stuiten veranderingen, welke de kosmische orde de chaos der verschijnselen oplegt.

De Oosterse mens laat zich drijven op de golven der gebeurtenissen, waarbij de groei en ontwikkeling van des mensens individu automatisch tot een eigen hoogte kan komen, waarbij hij zijn individueel, voor dit leven gesteld, doel kan bereiken om later in een nieuw stadium de weg voort te zetten.

Het geluk van de mens fluctueert op de Qi tussen yin en yang, zoals Herman Hesse zo ontroerend beschrijft in zijn boek ‘Sidharta’. Het is een geluk dat voor ons allen bereikbaar is, vermits we de moed hebben de verworvenheden van de oude wijzen op hun waarde te toetsen en in te passen in onze eigen individualiteit. Deze oude wijzen, die hun leven gewijd hebben aan de bestudering van de hemelse en aardse bewegingen, hun observaties richtten op de bewegingen van de gesternten en de ontwikkelingen van de aarde met wat zich met haar leven voedde, deze oude, wijze mensen die zelden de resultaten van hun levenswerk mochten aanschouwen, hun observaties en beoordelingen meegaven aan hun leerlingen, zij verdienen onze bewondering en ons respect voor wat zij ons door de eeuwen heen nalieten aan rijkdom en ervaring. •

 

Door J. M. ZALM, uit China Nu, jaargang 8, nr 2, 1983

Plaats een reactie